In kannen en kruiken

Deel deze pagina

Brussels bier schenken in Brusselse kruiken van faience, dat kon vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw. Gerstenat werd in Brussel uiteraard al langer gebrouwen. Er zijn allerlei 14de-eeuwse verordeningen die de bierproductie en de bierhandel regelden. Die dienden zowel om de kwaliteit van het bier te garanderen als om ervoor te zorgen dat de stad niet teveel inkomsten uit bier misliep. Want de stad hief ook toen al accijnzen (of belastingen). Allicht ging het om lambiekbier, weliswaar met een andere receptuur dan vandaag. Men vermoedt dat de Brusselse lambiek, maar ook de faro en de geuze, in de tweede helft van de 18de eeuw begonnen te smaken als vandaag.

Plan voor de bouw van een nieuwe oven in het keramiekatelier van de Bergstraat. | Collectie Archief van de Stad BrusselOok faience werd al langer dan de 18de eeuw in de stad vervaardigd. Vermoedelijk bestond er al in de 16de eeuw een Brussels atelier dat tinhoudende faience produceerde. In de 17de eeuw waren er zonder twijfel meerdere, dat valt met archivalisch bewijsmateriaal te documenteren. Die 17de-eeuwse producenten maakten nog niet die typische bierkannen en -kroezen. Dat deed een nieuwe generatie, van wie Cornelis Mombaers de stamvader was. Mombaers vestigde rond 1705 een productie-atelier aan het einde van de Lakensestraat en verkocht zijn waren in zijn winkeltje ‘het Ammanskamerke’ in de Haringstraat op de hoek met de Grote Markt. Mombaers ging na aanvankeliik succes toch failliet. Hij gaf wel het faience-gen door. Zijn nakomelingen heropenden zijn atelier en stichtten nog twee andere ateliers: eerst ‘De Moriaen’ in de Bergstraat en later ‘buiten de Lakensepoort’. Het waren deze drie ateliers die aan het einde van de 18de eeuw een niche zochten én vonden in de veelheid aan faience huisraad: bierkroezen en vooral maatkannen voor bier.

'Faience uit de Brusselse manufacturen is mooi, zeer handig en goedkoop’, door L.-G. Doulcet de Pontécoulant, prefect departement van de Dijle (1800-1805).

De maat viel te lezen op de kan. Doorgaans was dat één of twee liter: ‘dubbelkan’ of ‘double litre’. De maat werd geofficialiseerd door een ijkteken in tin. Een faience kan werd, anders dan bijvoorbeeld tinnen kannen of weegtoestellen, éénmaal geijkt op het moment dat ze in gebruik werd genomen. Op het ijkteken werd een letter aangebracht. Die letter refereerde naar een jaar. De letters zouden een hulpmiddel voor datering kunnen zijn. Met de nadruk op ‘zouden’: iedere bewindvoerder begon opnieuw met het alfabet. Een ‘A’ kan daardoor staan voor 1801 (Frans bewind), 1815 (Hollands bewind) of 1831 (Belgisch bewind). Om het helemaal complex te maken, bleef het alfabet van de vorige bewindvoerder vaak ook nog doorlopen.

Basreliëf op het huis 'In den Vos', Grote Markt van Brussel, over het ambacht van de faienceproductie. Naar een tekening van Gilles-Lambert Godecharle. | Collectie van het Archief van de Stad BrusselDe kannen toewijzen aan een van de ateliers is ook niet eenvoudig. De afstammelingen van Cornelis Mombaers tekenden hun kannen aanvankelijk niet. Jean-Baptiste Morren, gehuwd met de achterachterkleindochter van Mombaers, tekende met een M toen hij tussen 1811 en 1839 het atelier van de Lakensestraat leidde. Héliodore Stevens, die het atelier buiten de Lakensepoort overnam van zijn vader in 1843, gebruikte een S.
Tegen die tijd was de faience-productie in Brussel op zijn retour. Het publiek verkoos het fijnere porselein steeds meer boven de robustere faience. 

Leestips

Bezoeken?  

Zowel in het Museum van de Belgische Brouwers als in het Museum van de Stad Brussel vind je Brusselse faience maatkannen.  

Zelf aan de slag?

Het Archief van de Stad Brussel bezit allerlei interessant materiaal van de manufacturen.