Pat Van Hemelrijck

Deel deze pagina

Objecten zijn niet heilig

Ze noemen mij een objectentheatermaker, maar zelf hoor ik liever theatermaker. Voor mij gaat theater veel verder dan al wat je op een scène toont. Het is alles wat je bewust toont aan een publiek, zelfs als er geen acteurs aan te pas komen.

Samenspel, complicité met een publiek is voor mij wat theater bijzonder maakt. Als je op je eentje staat te spelen, ben je niet met theater bezig. De meesten zitten met tekst, met scenario’s. Ik vertrek vanuit een vorm. Vorm is voor mij een beeld. De acteur is de motor, de ziel van het beeld.
In mijn theater schuilt altijd wel wat vriendelijke of brave anarchie. Ik ben geen misdienaar: objecten zijn niet heilig. Als ik iets moet vernielen op de scène om een juiste reactie te verkrijgen, zal ik dat doen.

 Ik droom van een Museum voor het Patagonisch Erfgoed

Een stad met littekenweefsel

Ik hou van de schoonheid van het lelijke. Dramaturgisch is dat veel interessanter dan iets moois, er zit meer verhaal in. Brussel hangt zo aan elkaar: met littekenweefsel. Brussel heeft enorm veel trauma’s opgelopen, accidenten en verkeerde ingrepen. Littekenweefsel is sterker dan het oorspronkelijke weefsel. Als je een stad daarmee aan elkaar kunt houden, heb je een mooie stad.

Een Brusselaar heeft zoals mijn voorstellingen een beetje dat anarchisme. De dingen weglachen, relativeren. Vergelijk het met het surrealisme in de stripverhalen en de kunst.

Decors bouwen was een métier

In de jaren '60 kwam ik als dertienjarige toe op Sint-Lukas met een korte broek en een broske. Decors bouwen was een métier. Maar voor mij is een decorbouwer de vormgever. Degene die een beeld, de ruimte, de scène, zelfs het personage, aankleedt.

Na mijn studies vormde ik Radeis Toestanden met enkele vrienden uit het jeugdhuis, onder wie Raymond van het Groenewoud, Luc Stoefs, Lieven Vanden Broeck... We wilden filmpjes maken omdat we daarin de toekomst zagen. Een western in Brussel: de indianen met de fiets en de cowboys met bromfietsen.

Om geld te verdienen, begonnen we feesten te organiseren onder de naam Radeis. Als je in Brussel iets wilt bevestigen, zeg je radaaz. Met de feesten is het fout gelopen. Op een bepaald moment bleef ik over met Josse De Pauw. 'Potverdikke, dat spel ligt hier op zijn gat.'
We kregen het idee om als een soort clownsduo op Franse campings op te treden. We vormden ook de technische ploeg, de 'roadies' van de NCC. De Nederlandse Cultuurcommissie was toen net begonnen in Brussel. Kermissen en jaarmarkten schuimden we af om die eerste en enige geluidsinstallatie te bedienen. Hier kregen we de kans om onze eerste voorstelling, 'Sierkus Radeis', op te zetten. Een hommage aan het circus in samenwerking met echte variété artiesten zoals krachtpatser Albert Maes en cowboy Johnny Ronaldo.

Later stichtten we met enkele mensen de vzw Schaamte, waaruit Kaaitheater gegroeid is. Dat was een collectief van gezelschappen om elkaar te helpen. Je kon in die periode geen subsidies krijgen.

Na enkele solo’s bij het Kaaitheater heb ik enkele jaren bij het Nederlandse muziektheater Orkater gespeeld. Het pendelen naar Amsterdam, met vrouw en inmiddels kinderen thuis, kon ik nog moeilijk opbrengen. Ik besloot in combinatie met een klein decoratelier het Alibi Collectief op te richten.

Na enkele jaren werd het Alibi Collectief structureel erkend en kreeg ik subsidies. In die vijftien jaar dat ik gesubsidieerd werd, voelde je het geloof in mensen en artiesten vergroeien naar kijkcijfers, bedrijfjes. Alles moet vier jaar op voorhand vastliggen. Daar ben ik gestrand. Ik ga nu verder als nomadengezelschap. Er hangen wel nog eens zoveel projecten in de lucht.

Mijn fotoarchief herleid tot een brok papier-maché

Met het Alibi Collectief maken wij ook deel uit van de Fundación Patagonista, een clubje artiesten dat fantaseert rond het Patagonisch gedachtegoed. Nog zo’n alibi om te mogen spelen. We hebben gekozen voor Patagonië omdat daar bij een eerste en oppervlakkige waarneming weinig te beleven valt. Wij nemen het er dan ook zeer ruim van en Patagonië kan evengoed een stacaravan op een Ardeense camping zijn als een moestuintje langs een of andere spoorwegberm.

Ik droom van een Museum van het Patagonisch Erfgoed voor al deze collectivisten ergens aan het kanaal in Brussel. Een café is wat klein... eerder een brasserie met daarachter een grote loods met een permanente tentoonstelling.

Hoe begin je daaraan, je eigen museum? Als je ziet wat ik mijn leven lang meesleur aan archief. Nochtans heb ik al containers vol moeten weggooien toen ik van Schaarbeek naar een oude fabriek in Lembeek trok. Vier jaar geleden zijn enkele garageboxen met papier en fotoarchief onder water komen te staan. Alles herleid tot een brok papier-maché.

Momenteel werk ik aan een nieuw verhaal voor mijn 'Potvisch', een theatertje voor zo'n dertig personen in het ruim van een oude legerboot. Ik doe dat in samenwerking met the New Belgica-werf, een opleidingscentrum voor klassieke scheepsbouw. Zij werken aan een replica van de teloorgegane Belgica, de boot waarmee Adrien de Gerlache in 1896 voor het eerst op de Zuidpool overwinterde. Met deze nieuwe voorstelling wil ik de toenmalige Belgische Zuidpoolexpeditie extra in de kijker zetten. Zo wordt de potvis erfgoed omdat het gelinkt is aan een stuk geschiedenis. Op die manier moet worden verder gedacht. Laat ons hopen dat onze Potvisch op zijn beurt in het MAS terechtkomt. Of eigenlijk nog liever ergens in Brussel in ons museum aan het kanaal.

'Echafaudage' was het koninginnenstuk van Radeis. Na vijfentwintig jaar heb ik het hernomen en er een fotoroman van gemaakt, in de hoop dat iemand anders het binnen vijfentwintig jaar opnieuw herneemt. Het stripverhaal kan een oplossing zijn om dit soort stukken door te geven. Ja, ik denk bewust na over de overlevering van mijn werk.

Interview: Judith Anaf

We hebben dit verhaal opgenomen in het kader van het project 'Schatten van Mensen' in 2014.